Spring naar het artikel

Tularemie

Vertalen

Gebruik Google om deze website te vertalen. Wij nemen geen verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van de vertaling.

Een bacterie veroorzaakt tularemie. Deze ziekte komt vooral voor bij konijnen en hazen, maar ook bij vogels, insecten en zoogdieren.

Wat is het?

Een bacterie veroorzaakt tularemie. Deze ziekte komt vooral voor bij konijnen en hazen, maar ook bij vogels, insecten en zoogdieren. Deze ziekte noemen we daarom ook wel jagersziekte of hazenpest. In 1953 was de eerste melding van tularemie in Nederland. Toen werden 7 mensen uit 1 gezin ziek na het eten van een haas met deze ziekte.

Daarna kwam de ziekte jarenlang niet meer voor. Pas in 2011 dook tularemie weer op in Nederland. De laatste 5 jaar raakten 8 mensen besmet met deze ziekte.

Wat merk je ervan?

De ziekte begint meestal 3 tot 5 dagen na besmetting. Opeens stijgt de temperatuur en ontstaat hoofdpijn. Maar ook spierpijn, koude rillingen en soms ook keelpijn. Ook kan iemand klachten van de longen of buik krijgen. Zonder behandeling kan de koorts een maand duren. Ook na behandeling met antibiotica kan iemand nog een paar weken ziek blijven. Gewichtsverlies, opgezette klieren en je niet lekker voelen kunnen maanden duren. 

Jagers, landbouwers, dierenartsen, boswerkers en veldbiologen hebben de grootste kans de ziekte te krijgen. U wordt meestal vanzelf beter, dus zonder antibiotica. In zeldzame gevallen kan de ziekte dodelijk zijn.

Hoe kun je het krijgen?

Het villen van besmette dieren, vooral hazen, kan leiden tot besmetting bij mensen. Het eten van onvoldoende verhit vlees van een besmet dier is gevaarlijk. Ook dierenbeten van vooral kleine knaagdieren, katten en honden kunnen de ziekte verspreiden.

Vind je een dode haas? Dan is het belangrijk om daarbij uit de buurt te blijven. Raak de haas niet aan.

Je kan er vanaf komen met antibiotica. Tularemie is niet besmettelijk van mens op mens. In Nederland is er geen prik tegen tularemie.

 

 

Wat doet GGD Rotterdam-Rijnmond?

Heeft iemand tularemie, dan probeert de GGD erachter te komen waar deze de besmetting (bron) kreeg. En wie mogelijk nog meer besmet raakten (contacten). Daarnaast kijkt de GGD of bij sommige groepen mensen extra maatregelen nodig zijn om besmetting te voorkomen. Voor het vaststellen van de ziekte neemt de GGD contact op met het Dutch Wildlife Health Centre.

Meer informatie?

Meer informatie vind je op de website van het RIVM.